vertrekpunt
Dorpsplein
3020 Veltem
afstand
14,4 km
knooppunten / route
je kan de route hier raadplegen (Komoot)
catering
een stuk deeg uit het Midden-Oosten met lokale toppings als tomaat, mayo en kaas / bidon met water
opvallend / bedenkingen
Ik zie me genoodzaakt te schrijven over een ver verleden, want de tijd dat ik op de dag zelf alvast notities maakte, is klaarblijkelijk voorbij. Welke activiteiten mogen dan wel, naast een verslagje schrijven, dan zo tijdrovend zijn?
Ik heb gemerkt dat ik tegenwoordig vrienden en kennissen ongevraagd bestook met goedbedoelde raad. Ik wik mijn woorden en denk lang na over hoe ik iets formuleer. Soms verschijnen er zweetdruppels op mijn voorhoofd door alle inspanningen. Ik wil helpen vanop afstand en verspreid mijn aanwijzigingen op hoogtechnologische wijzen, namelijk per sms of e-mail. Vaak blijft een reactie uit. Beschouwen ze mij hierdoor als een gek? Ik ken zelden hun eerste reactie en zie hun frons niet verschijnen van zodra ze mijn boodschap onder ogen krijgen. Ik hoop dat zij open kaart spelen en mij terechtwijzen wanneer ik me laat meeslepen of me al te vrijpostig opdring.
Bij de voorbereiding van deze tocht gebruikten M. en ik voornamelijk het wereldwijde systeem voor mobiele communicatie. We hielden het strikt zakelijk en lieten emoties achterwegen. Dat leek ons de meest efficiënte manier.
M. had meermaals laten vallen dat ze uit was op een revanche. Laat me dit verder toelichten, want ze bedoelde dit allerminst vijandig. Het ging hier om een innerlijke strijd.
Ze had voorgenomen haar grens te verleggen en dat begon met een keurige uitrusting.
Voor ons vertrek presenteerde ze zich als een volleerde wandelkoningin. Ze draaide een pirouette, opdat ik elk facet van haar kledij in beschouwing kon nemen. Indien ik een scorebordje op zak had, zou ik een ‘negen’ de lucht in steken.
In Veltem parkeerden we de wagen in de schaduw van de kerktoren. Achter het ijzeren kruis bleef de zon klimmen.
Na nog geen tien meter in de richting van de Pastorijstraat zagen we ons genoodzaakt om af te wijken van onze route. Een bord Vitalac wees naar links en wij volgden gehoorzaam.
Vitalac is een voormalige melkfabriek die haar deuren sloot in 2012. Al een geluk dat ze onderdak vond bij moederbedrijf Olympia waar ze, vijfenveertig kilometer westwaarts, nog steeds consumptie, chocolade- en koffiemelk produceren. Nergens vond ik een gedenkplaat terug of een plakkaat waarop stond toegelicht hoe het de Veltemse werkgever nu verging. Ik kon me inbeelden dat ze hun job mochten vaarwel zeggen of zo'n verplaatsing niet altijd zagen zitten.
Wel stonden er allerhande bordjes met daarop namen als Fonda, Klub Melk, Bar Vital. Hun logo’s gaven een hedendaagse indruk, maar verwezen telkens naar het verleden van de fabriek.
M. dwaalde verder op het domein en monsterde de charmante gebouwen. Ze legde haar handen op één van de muurtegels en wreef vervolgens haar vingers. Nu nog wachten op de forensische ploeg en nadien een rapport opstellen, dacht ik. Terwijl maakte ik wat foto’s ter bewijsvoering. Uit één van de hallen hoorden we vrolijke geluiden opstijgen. Kinderen bewerkte blootsvoets speelmatten en kropen op een luchtkasteel. De luchttoevoer liet te wensen, waardoor er deuken ontstonden op sommige plekken en de veerkracht bij momenten afwezig was. Ik weet niet of ik op hun leeftijd hiermee tevreden zou zijn.
Hier viel nog weinig te redden. M. bleef gebiologeerd naar het tafereel kijken. Ik nam haar teder bij de arm om de terugweg in te zetten.
Een overhaast manoeuvre, want nu viel er zo’n mooi licht op één van de gevels, dat ik mijn werktuiglijk terug mijn camera bovenhaalde. Hierdoor verviel gelukkig ook de greep op M.’s arm die ik niet wilde ontsieren met tedere plekken van geweld. Door het schele zonlicht keek ik met verwaterde ogen naar het gebouw en zag nu pas eindeloos hoogte ervan. In geen geval zou ik dit mooi kunnen vastleggen. Ik wrong me in allerhande bochten en voelde hoe mijn ongetraind lijf weerstand bood. Ik verloor wat evenwicht en helde achterover. Het leek alsof mijn ruggengraat zou knappen en ik raakte in paniek. Er schoten allerlei aandoeningen door mijn hoofd. Ik goochelde met termen als scoliose, psoriasis en het lachwekkende Patrice Lumbago.
Toevallig had ik onlangs zitten bladeren in een boek over Afrika. Ik las de teksten afwezig en keek meer naar de prenten. Ik betuigde zo goed als geen respect aan de auteur en vergat na elke nieuwe zin de vorige. Blijkbaar had ik toch iets opgeslagen, want verschillende paragrafen stonden me nu helder voor ogen. Vooral een afbeelding van Lumumba bleef hangen en wist me zelfs te ontroeren.
Ik zocht verkoeling in de schaduw en kwam op adem. M. trok zich geheel niets van me aan en verkende verder het gebied. Eenmaal op temperatuur stond alles me weer helder voor ogen. Ik fotografeerde het gebouw zo goed als ik kon en begaf me weer op het juiste pad. Met een overdreven strenge zwaai, maande ik M. aan om te volgen.
Onderweg onderhielden we elkaar over onze architecturale smaak en keurden terwijl de huizen in de Kerkstraat. We hoefden maar een welbepaalde richting uit te wijzen, in sommige gevallen volstond een klein knikje, om aan te geven welke gevels lof verdienden. Wanneer we eerbiedig zwegen, waren de manco’s van de architect al te pijnlijk zichtbaar.
Diezelfde Kerkstraat mondde zomaar uit in de Molenvallei, een oase van groen en slijk. We kruisten een paar wandelaars die halverwege hun lijdensweg zat, thans die indruk wenkten hun vertrokken gezichten. Hun broekspijpen waren versierd met half-droge modderstippen. Ik keek begripvol weg van hun schoenen en probeerde zo volledig mogelijk hun vragen te beantwoorden.
'is het daar ook zo?'
'zijn ze daar wel te bewandelen?'
Ga zelf kijken, dacht ik in eerbiedige stilte. Wij volgden een andere route en konden onmogelijk weten hoe ons traject viel te vergelijken met dat van hun.
We lieten het troosteloze paar achter ons en kwam vervolgens terug uit in de bewoonde wereld. Bomen waren verruild voor elektriciteitsmasten en betonstroken. Het groen kwam ons enkel tegemoet in de vorm een scheef gesnoeide buxushaag en een Toyota Corolla.
In de Diesbrugstraat bracht een geitenlam ons tot stilstand.
M. sprak het liefkozend toe, terwijl ik vanop afstand het tafereel waarnam. Ik merkte een rode gloed rondom zijn ogen wat me zorgen baarde. Hierin zat een duivelse ziel verscholen. Met een schattig voorkomen probeerde hij zijn kwaadaardige inborst te verdoezelen, hetzij tevergeefs. Ik was alert en speurde de omgeving af op zoek naar andere vormen van verwoesting.
Ik liet M. nog even betijen, maar schuifelde zenuwachtig met mijn schoenen, waarmee ik duidelijk maakte dat we hier niet te veel tijd konden verliezen. Het Silsombos wacht namelijk niet.
Net op tijd betraden we het Silsombos, het zogenaamde groene hart van Midden-Brabant. Ik las over het mysterieuze karakter van het gebied. Vooral wanneer, ik citeer: een sluier van mist je in de ochtendschemer door de moerassen begeleidt. Van die sluier bleef niets meer over. Opeens begon het me te dagen dat de twee wandelaars een soortgelijke ervaring met zich meedroegen. Teleurgesteld door valse beloftes trokken zij zichzelf voort doorheen het slijk in de hoop toch nog een mysterie in de ogen te kijken.
Op dit uur van de dag moest je het doen met ontluikend speenkruid, bosanemoon en een stel slanke sleutelbloemen. Halverwege het bos stootten we op een alleenstaande hut. Bij de eerste aanblik dacht ik dat het ging om een toevluchtsoord van het geitenlam dat ik ondertussen Eñrique had gedoopt. Wijselijk vertraagde ik mijn tred.
M., zich niet bewust van enige onheil, versnelde enthousiast. Haar averij begon enige wrevel bij me los te maken. Zij handelde waarschijnlijk in naam van Eñrique, wat verzachtende omstandigheden waren, waardoor ik me gematigder opstelde en haar niet onmiddellijk tot de orde riep. Gelukkig, want de hut stelde weinig voor en herbergde enkel wat uitwerpselen. Dit banale gebeuren leek de betovering te doorbreken, want opeens nam M. het voortouw. Ze gebaarde van voortmaken alsof het Silsombos niet op ons zou wachten. Ik volgde devoot.
Zo bereikte we in sneller dan verwacht de Heersemmolen van Beisem. Een middeleeuwse molen ooit verhuurd door de Leuvense ridder Symon Pynnock. Terwijl de Molenbeek achter ons voorbij stroomde, bewees M. volledig vrij te zijn van de duivelse vloek. Bij wijze van vredesoffer presenteerde ze een uitzonderlijk middagmaal. Ik at alles dankbaar op en besloot al de voorgaande ongemakken te beschouwen als een vergissing. (Ik geef bewust niets prijs over het eten, want ik wil niet dat het gerecht in verkeerde handen terechtkomt.)
Hierna kreeg ik ongevraagd onderricht over het werk van Soulsister en meer bepaald de stem van Paul Michiels. M. praat driftig over zijn persoon en ik luister aandachtig. Mijn hoofd stroomt vol met wetenswaardigheden. Op het einde van deze tocht zal ik een nieuw mens zijn, bedacht ik.
Een horde tractors stond gestationeerd op de kruising van de Spekveldweg en de Kleine Spekstraat. Ik moest denken aan pancetta. Mijn gedachten schoten weer eens alle kanten op. Een deel van de tractoren vormde samen met het ondergesneeuwde veld de Italiaanse driekleur. Ik oefende wat Italiaanse zinnen als sono per lei en ho una macchina. M. hechtte er weinig belang aan en sprak me consequent toe in het Nederlands.
Het koelde snel af, maar onbevreesd als ze was, poseerde M. voor een serre die ze bewonderde. Tijdens de tocht turfde ze telkens we er een passeerden. Deze was de zonder twijfel de meest geslaagde. Ze vertelde over de mogelijkheden van de serre, wees op belangrijke bouwkundige details en bracht allerhande dromen te berde. Ik nam me voor in de mate van het mogelijke hier in de toekomst een bijdrage aan te leveren.
Zoals dat gaat met een doordachte wandeling eindigden we bij het begin. Vanop afstand schetterde mijn robijnrode wagen in de avondzon.
Tegenover de wagen zagen we in een winkel uitnodigend licht branden. In de vitrine lagen willekeurige producten slordig uitgestald. Het ging om wafeltjes, snoepgoed, drankjes en knutselmateriaal. Vanop straat kon je de werkplek zien. Ik vermoedde dat de eigenaars nog weinig dromen koesterden. Ze kende de waarde niet van een serre en konden waarschijnlijk niet één nummer van Soulsister neuriën.