vertrekpunt
Kerkhofstraat
2070 Zwijntdrecht
afstand
19,5 km
knooppunten / route
je kan de route hier raadplegen (Komoot)
catering
boterhammen met spek en ei / bidon met water
opvallend / bedenkingen
T. parkeerde de Scenic in de Kerkhofstraat. Omgeven door hoopgevende accommodaties zoals een geboortepark en de keurige voetbalvelden van Verbroedering Zwijndrecht. Ik leer uit onderzoek dat de Verbroedering ook bekend staat als de ploeg van het dorp. Ik zoek tevergeefs naar andere ploegen, dus weet niet goed wat aan te vangen met die omschrijving.
De hele omgeving leek doordrongen van een zeldzame goedheid. Ik verkende het plein en zag op een bord Vredespark staan. Ik begon te twijfelen aan de waarachtigheid van dit ganse gebied. Opeens kwamen de goedbedoelde parkjes me al te kunstmatig voor. Ze waren verstoken van elke natuurlijke ontwikkeling, al te doordacht gebouwd om louter volk aan te trekken. Bouw jullie kampen rond deze veilige plek.
Ik wilde hierover graag discussiëren met anderen en besloot daarom voldoende beelden te verzamelen. Ik verontschuldigde me bij T. en zei haar dat er me wat te doen stond. Terwijl was zij hevig in de weer met haar schoeisel en staarde ze naar het luchtruim om vat te krijgen op de weersomstandigheden.
Ik vond een goede positie om de omgeving in beeld te brengen. Toen ik de ontspanknop induwde, verscheen de boodschap geen geheugenkaart. Mijn bloeddruk daalde en wauwelde een woordenbrij. Ik ondernam nog enkele pogingen en duwde onstuimig op de knop, maar telkens kwam de hartverscheurende melding.
Ik schopte wild tegen een rietstengel en verloor mijn evenwicht.
De stengel stond sneller rechtop dan ik.
Gelukkig wist T. me te kalmeren. Ze legde een hand op mijn schouder en kneep er zachtjes in wat zoveel wilde zeggen als ik begrijp jouw pijn, maar ook hier is een oplossing voor.
Die oplossing bestond uit een bezoek aan het Kruidvat waar ik gezelschap kreeg van een rood winkelmandje. Ik stelde vast hoe datzelfde mandje bij anderen zichzelf leek te vullen. Door een verrassend efficiënt eliminatieproces van rayons, kwam ik snel uit bij het enige rek dat ertoe deed.
Er hingen kabeltjes, usb-sticks, accessoires voor smartphones, inktcartridges en ook geheugenkaarten. Eindelijk kon ik wat gewicht toevoegen aan het mandje.
Aan de kassa vormde er zich een aanzienlijke rij van mandjes. De kassierster, gehuld in religieuze gewaden, keek over mij heen en probeerde de klanten te tellen. Dit gedeelte verliep onverwacht moeizaam. Sommigen ondervonden moeite om hun portefeuille te openen, sommigen vonden het noodzakelijk om met munten te betalen, sommige keurden de biljetten uitvoerig voor ze betaalden, sommigen lieten niet onmiddellijk los bij de overdracht. Eén van mijn voeten dreigde in slaap te vallen. Ik schudde ermee alsof ik een Jack Russel wilde verjagen.
Straks scheurt er een biljet, dacht ik, en dan zijn we nog verder van huis.
Een vooruitstrevend iemand betaalde met bankkaart en dat zorgde voor een welgekomen versnelling.
Toen ik aan de beurt kwam, hield ik dreigend mijn bankkaart half omhoog als een pistool. Een volmaakte bliep weerklonk. Nu bleek er wat aan de hand met verpakking van mijn geheugenkaart. De kassierster kreeg de plastieken beschermingsschijf niet los. Ze zat waarschijnlijk te zweten onder haar afdak. Ze had al zoveel vertraging opgelopen.
Ik zag alles met lede ogen aan.
Ondertussen durfde iemand het aan om me te bellen waarschijnlijk met de vraag waar ik uithing? en hoe lang het nog zou duren? Ik keek niet naar mijn telefoon en schonk al mijn aandacht aan de vrouw die vandaag zou bepalen of ik al dan niet beelden kon bewaren. Ik hoorde een verlossende klik en een verzuchting vol van overbodige emoties. Ik stak alvast mijn hand uit. Plots verliep alles vlot. Ik keek naar mijn handpalm waar zowaar een gebruiksklare geheugenkaart in lag.
Ik hoorde haar nog sorry zeggen.
T. stond gelukkig dichtbij geparkeerd. Ik merkte pas na het verlaten van de winkel hoe wankel ik op mij benen stond.
Ik klom aan boord en vatte het gebeuren zo vlot mogelijk samen. Ik vond niet de juiste woorden waardoor de ernst van de situatie niet duidelijk werd. Ik mocht wel eens zuchten en gebaarde richting Kerkhofstraat. In één van de achteruitkijkspiegels zag ik dat er een laag condens op mijn voorhoofd lag.
Ondanks alle hetze lieten we ons vervoer in alle vertrouwen achter. T. sloot sierlijk de koffer en controleerde de inhoud van de rugzak. Niemand kan zo mooi als zij de veters van haar schoeisel aantrekken.
We passeerden een mooi geordende boomgaard. T. onderhield me met een exposé over de wijze waarop de bomen stonden gestekt. Ze sprak van: afleggen, v-formatie, marcotteren en enten.
Duidelijk onder de indruk, dook ze dieper de gaard in. Bij momenten raakte ze stilletjes één van de takken aan en keek ze voor zich uit. Ik keek met haar mee naar de kim die uit elektriciteitsmasten en een vaal wolkendek bestond.
Anderhalve kilometer verderop onthulden we de Love Tree. Een charmant initiatief van buurtbewoonster Ann uit de Polderstraat. Je kon er vrijblijvend boodschappen van liefde en verdriet ophangen. Ann wil warmte brengen in koude dagen. T. las de mededelingen gretig en pakte enkele ‘harten’ vast. Geïnspireerd door de hoge concentratie van liefde schreef ze zelf wat op. Ik respecteerde de intimiteit van het moment en zal nooit weten wat ze daar allemaal meedeelde aan de buitenwereld.
We doorkruisten het Vlietbos met haar labyrint aan willekeurige paden. Het leek een hinkelspel waarbij we van het ene pad naar het anderen sprongen. Al spelenderwijs bereikten we de overkant van het bos. Het feeërieke en ongerepte groen moest wijken voor vaal oranje van een verlaten Basic-Fit. Tegen de voorgevel stond een verstoten fiets te verroesten. Onkruid steeg op uit het asfalt.
We vervolgden onze tocht via de Blancefloerlaan. We staken de R1 over en keken neer op voertuigen die raasden met een inmiddels vanzelfsprekend geworden snelheid. Wat als al deze mobilisten zich zoals ons zouden verplaatsen, hoe zag de wereld er dan uit of om te beginnen dit wegdek? Stalden we er kraampjes op uit of gebruikten we het als een eindeloze rolschaatsbaan? Ik hield deze dwaze vragen voor mezelf.
Een regendruppel belandde exact achter één van mijn brilglazen.
We lieten de ronkende betonnen wegen achter ons. Via een carpoolparking betraden we natuurgebied het Rot. Ik lees dat je er kan komen uitwaaien na een drukke dag. Gezien het Kruidvat-debacle waren wij, althans ikzelf, hier wel op onze plaats. Andere aanwezigen waren een man met dure kleren, dankzij telefonie in verbinding met de buitenwereld, en een troep verborgen vissen, vogels en amfibieën.
We rustten uit op een verhoogde aarden kluit en zagen een industrieel panorama van grijze gevaartes in de vorm van containers en graafmachines.
Door ontbossing waren sommige paden ontoegankelijk. We wijzigden de plannen en maalden extra kilometers langsheen de Charles de Costerlaan. We telden de wagens en stootten elkaar voorzichtig aan telkens een Skoda voorbij reed. Op diezelfde weg waren pleinen van de Linkeroever City Pirates geplant. De aftandse gevels waren gecamoufleerd met graffiti. De beeltenissen verwezen naar voetbal of piraten, een ongebruikelijke combinatie met bij momenten lachwekkende resultaten.
Bij onze volgende stop kuisten we onze oren uit en hielden ze afzijdig van optrekkende motoren en baldadige claxons.
De Willem Klooslaan gaf uit op een miniem pleintje met experimenteel speeltuig. Metalen halve maantjes met telkens twee vinnen. We waanden ons een kind in ‘t diepst van onze gedachten en aten er koffiekoeken. Een vierkante chocoladekoek geraakte geplet in de rugzak en schonk zijn bruin harnas aan de binnenkant van een vershoudzakje. T. at alles smakelijk op en krabde vinnig in het zakje om de schade te beperken. Daarna beeldde ze, gesterkt door suikers en pudding, een vis uit achter het metalen speeltuig, wat een surreëel portret opleverde.
We bestormden het verwaarloosde Sint-Annabos waar ontwortelde bomen de paden belaagden (door de Oosterweelverbinding vindt er momenteel geen beheer meer plaats in het bos en dat laat zijn sporen na). We stapten minzaam door het woud en hoopten op beterschap. Toch hadden we geen tijd om ons hier over te ontfermen, want de Schelde wachtte.
Het voornaamste doel van deze tocht was slenteren langs de rivier, het hoogriet en de laagwei. Een horde kano’s met namen als Zagor, Santorini, Navitas en De Waterbus kliefden met al hun gewicht doorheen het water dat gehoorzaam week en verder kabbelde langs de schipboeg. Op de achtergrond waakte de koning van Katoen Natie over de getransporteerde goederen.
We wandelden verder over het sacrale zand van Sint-Anna. T. wuifde vriendelijk naar de windmolens waartussen een andere logistieke moloch stond opgesteld: SAMGA. Hun frisgroene letters stonden verticaal gedrukt op wat vanop afstand een proefbuisje leek.
Hup vooruit, want de volgende heilige Anna wachtte op ons in de vorm van een tunnel zo’n dertig meter onder de grond. De Sint-Annatunnel, een beschermd en functioneel monument uit de vorige eeuw, bracht ons van het zogezegd oude naar het nieuwe Antwerpen.
Een plakkaat van Stichting Cornelis Floris gaf toelichting: het bouwwerk werd voltooid in 1933, er waren restauraties in ’93 en dat niet alleen de toegangsgebouwen, maar ook de technische installatie onder het erfgoed valt. Rechtsonder ontsierde het logo van de Vlaamse Toeristenbond-Vlaamse Automobilistenbond het plakkaat.
In de tunnel heerste een naoorlogs rumoer van uitgelatenheid en ingetogen vreugde. Iedereen lachte achter hun maskers en protesteerde gezamenlijk wanneer een fietser in beperkte mate vertraagde. Het was een clandestiene wedstrijd van voetgangers tegen fietsers.
T. huppelde verder richting Nova Antverpia. Ze wees naar de keramieken betegeling, streelde de ouderwetste roltrappen en reikte steevast speels haar hand uit telkens de afstand tussen ons te groot werd. Ik hoopte een rustige plek te vinden waar ik m’n oor tegen de tunnelwand kon leggen om zo het gefriemel van de waterwereld op te vangen, maar alles moest voorwaarts, als een eindeloze circulaire luchtstroom. Hoewel we omsingeld waren door de oorspronkelijke bewoners van de het Schelde-Rijn Kanaal leek niemand hier wakker van te liggen. Een honderdtal meter hield ik mijn vingertoppen tegen de tegels, gemaakt door Manufactures Ceramiques d'Hemixem, Gilliot en Cie uit Hemiksem. Ik vroeg me af of de vissen soms hetzelfde deden met hun vinnen.
We kwamen boven op de Sint-Jansvliet begeleid door meeuwengezang in stereo. De jeugd speelde er basketbal in de spaarzame zon, oefende hun lay-ups en onderhield op eigen vermogen de dag- en nachtwinkels.
We hadden het hier al snel gezien en doken terug onder richting Linkeroever. Ik hoorde hoe een vader zijn kroost onderrichtte over de tunnel. Voor een zaterdag werden er veel lessen gespeld. Hij goochelde met cijfers, lengtes en diameters. Op het einde van de tunnel stond een tableau met al het cijfermateriaal, een voorhistorische infographic. Alles wat hij zei bleek gelogen.
De laatste kilometers lagen voor ons: ellelang rechtdoor op de Beatrijslaan. Het leek alsof wij vandaag dwars doorheen de middeleeuwse literatuur wandelden.
Het begon te kletteren en ik zette mijn capuchon op. Gelukkig had ook T. haar lichaam omhangen met mooie sjaals en kleren.
Ik verzwijg hier een bewust een stuk over de wandeling.
Ik gleed uit.
Er belandde modder op mijn jas.
Tevergeefs probeerde ik de schaamte in een onthutsend tempo van me af te schudden. Ik liet alles achter me en keek niet meer om. Zo verloor ik van mezelf.
In natuurreservaat de Burchtse Weel waren T. en ik weer herenigd. Ze troostte me met een boterham belegd met spek en ei.
Met gematigde tred kwamen we aan bij de Hoefijzersingel, ondanks zijn naam niet dan een rechtlijnig stuk beton omgeven door vertrouwde naam als Carrefour, Auto 5 en McDonald’s. Op de E17 claxonneerden Amerikaanse camions van E-I-E-I-O.
We belandden in een mistroostig stuk Zwijndrecht. Nog meer literatuur in de vorm van straatnamen. In de Willem Elsschotlaan stond een richtingswijzer staat ‘Van Laere’ wat me terstond deed denken aan Laarmans, een spilfiguur uit Elsschots werk. Ik hoorde een vogel van tsjip tsjip doen en probeerde zoveel mogelijk zinnen uit het Het Huwelijk te herinneren, wat me amper lukte, want tussen droom en daad staat er zoveel in de weg.
We zagen de Stijn Streuvelslaan en de Felix Timmermansstraat en T. vroeg me telkens naar één van hun werken. Ik fleurde op als ik uitgebreid kon antwoorden. We gleden de Hendrick Consciencestraat in en T. zong van de Vlaamsche Leeuw.
Dit stuk Zwijndrecht was alles behalve om over naar huis te schrijven. Aliteraire woonblokken met zachte, fragiele kleuren en een voortuin als opbergruimte. We staken het spoor over via de Alice Nahonstraat. Ik dacht aan het nachtkastje van moeder waarop een gedicht van Nahon stond.
Een Schoolstraat bracht ons weer naar de banale werkelijkheid van de Kerkhofstraat en het optimistische Vredespark.
We bedankten de auto voor zijn geduld, we wisselden van schoeisel. We reden naar een tankstation.
Comments